Het best bekeken blogbericht over Friesland is nummer 33 over de Friese taalvrede. Binnen deze groep zijn ook de blogberichten 9 over Vlaanderen & Friesland, nummer 21 over It wrede paradys, nummer 81 over de Fryske taalfrede, nummer 114 over Identiteit als keuze en nummer 109 over Fryske taalfrede op 'e nij bedrige veel bekeken. De Fryske webside It Nijs.frl besteedde aandacht aan mijn blog, onder andere door een in het Fries vertaald blogbericht te plaatsen: Divagedrach tsjin Swarte Pyt wurket averjochts,
Friesland in mijn memoires
Waarom was en is Friesland zo’n warm bad voor mij? Om die
vraag te beantwoorden, ben ik in de Friese geschiedenis gedoken. De vroegste
geschiedschrijving over Frisia is
afkomstig van de Romeinen. Die vonden de zompige gebieden langs de kust van de
Noordzee onbewoonbaar, van wat nu Vlaanderen is tot aan hedendaags Denemarken.
Maar de toenmalige Friezen wisten die gebieden toch bewoonbaar te maken. Eerst
door terpen te maken, vanaf vijf eeuwen voor onze jaartelling. Die terpen in
woelige zeewateren bij vloed kan men nu nog bewonderen: de Halligen, in wat nu
Noord-Friesland in Duitsland is, worden nog dagelijks zo door de zee omringd.
Deze wil om de natuur niet haar gang te laten gaan maar maakbaar landschap in
te richten, werd vanaf omstreeks het jaar 1000 verder in de praktijk gebracht
door de eerste polderdijken aan te leggen. Die kunnen nu nog bewonderd worden:
de 126 km lange West-Friese Omringdijk en de 42 km lange Friese Slachtedyk.
Voorts werd het water van vijand tot bondgenoot gemaakt door visserij en handel
per zeevaart. In het huidige Friese landschap is de rol van het water als
vervoersmiddel per boot nog terug te vinden in de talloze vaartjes die de
boerderijen met de dorpen en stadjes verbonden.
Weinig Nederlanders weten dat de Friezen de uitvinders van
niet alleen de polders maar ook van het poldermodel zijn. De Nederlandse
uitdrukking ‘op z’n elfendertigst’ verwijst daarnaar: eerst moesten de Friese
elf steden en dertig grietenijen (regio’s) geraadpleegd worden voor er
besluiten genomen konden worden. Er was een welbegrepen eigenbelang om gezamenlijk
de dijken hoog en de binnenwateren laag te houden om overstromingen te
voorkomen. Van al het Europees poldergebied ligt de helft in Nederland en met
name de Randstad leeft grotendeels onder de zeespiegel. Juist daar zou men daar
iets meer waardering verwachten voor het door de Friezen uitgevonden polderen
in plaats van elkaar steeds in de (a)sociale media de tent uit te vechten.
Dit aardrijkskundig verleden heeft grote invloed gehad op de
Friese cultuur. De landbouw was niet in handen van feodale heersers maar van
vrije boeren die geen heersers boven zich duldden. De handel was in handen van
vrije burgers in stadjes die een open levenshouding ontwikkelden. Dankzij de
zeevaart via Zuider-, Noord- en Oostzee kwamen zij in aanraking met ander talen
en culturen. Veeltaligheid met de daarbij behorende culturele openheid is nog
steeds een kenmerk van het hedendaagse tweetalige Friesland. Het waterrijke
gebied was daarenboven slecht toegankelijk voor vreemde indringers. Anders dan
West-Friesland dat door de Hollanders veroverd werd, kon Friesland dankzij de
gewonnen slag bij Warns in 1345 (die nog altijd bij mij in de buurt herdacht
wordt) de Friese taal en vrijheid veilig stellen. Anders dan de meeste
geschiedschrijving ons wil doen geloven, was de dood van Bonifatius geen
roofmoord maar de verdediging van de vrije Friezen tegen een gewelddadige
poging om de christelijke godsdienst op te leggen (Luit van der Tuuk, De Friezen, 2013).
Pas onlangs heeft de Britse historicus Michael Pye met zijn
boek over The Edge of the World: How the
North Sea Made Us Who We Are (2014) aangetoond dat de Friezen een
opmerkelijke rol hebben gespeeld na het instorten van het Romeinse Rijk. De
Romeinen dreven liever handel met de Friezen als bondgenoten dan hun hele
moeilijk toegankelijke woongebied te bezetten. Slechts het dunbevolkte gebied
ten zuiden van de Rijn werd door de Romeinen ingenomen. Utrecht en Dorestad
(nabij het huidige Wijk bij Duurstede) werden op die grens belangrijke Friese
handelsplaatsen. Nadat het Romeinse Rijk ingestort was, zetten de onafhankelijk
gebleven Friezen de handel langs Noord- en Oostzee voort. Zij waren het die de
verdwenen Romeinse geldhandel met eigen munten overnamen. Daarmee werden zij de
voorlopers van de latere Hanze. Zo werden de Friezen met hun vroegmiddeleeuwse
handel de grondleggers van de latere welvaart in Noordwest-Europa.
Toen ik in de jaren zeventig college gaf aan eerstejaarsstudenten
aan de Sociale Faculteit in Utrecht was ik mij van deze Friese geschiedenis
niet bewust. Maar ik wist voldoende van de Nederlandse geschiedenis om te weten
dat het beeld niet klopte dat veel sociologen hadden van de vroege
gemeenschappen voorafgaand aan de moderne maatschappij. Het waren vooral Duitse
sociologen die ervan uitgingen dat de vroegere gemeenschap (‘Gemeinschaft’) besloten en feodaal van karakter was tegenover
de moderne maatschappij (‘Gesellschaft’).
In Nederland was dat anders. Daar leefden boeren die niet feodaal overheerst
werden en burgers in vrije stadjes die volop handel dreven met andere culturen.
Dat waren, zo betoogde ik in mijn colleges, voorbeelden van open gemeenschappen.
Jannewietske de Vries knoopte dat als een van mijn studenten in de oren en
gebruikte de Friese term ‘iepen mienskip’
als gedeputeerde van Friesland (2007-2015) om met succes de aanvrage te
onderbouwen om van Leeuwarden in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te maken.
Zij vertelde mij dat op 28 oktober 2015 toen zij mij als inmiddels bekende ‘nije Fries’ in de kerk van Molkwar
interviewde over mijn familieverleden. Toen werd ook duidelijk dat de meneer De
Vries waarover ik sprak in de hieronder afgedrukte Tresoar-lezing, haar vader
Bareld de Vries is, die ik kende vanuit het openbaar onderwijs. Zo is een van
de kenmerken van de kleinschaligheid in Friesland dat de onderlinge verwevenheid
tot grote onderlinge betrokkenheid leidt.
Waarom plaats ik de Tresoar-lezing van vrijdag 13 mei 2011 in
Leeuwarden in dit boek? Deze lezing werd door mij uitgesproken ter gelegenheid
van de overdracht van het niet-humanistische deel van mijn archieven aan het Frysk
Histoarysk en Letterkundich Sintrum Tresoar. Mijn humanistische archieven waren
al eerder via het Humanistisch Archief overgedragen aan Het Utrechts Archief.
In deze Tresoar-lezing komen mijn opvattingen over humanistische, homoseksuele
en Friese identiteiten samengevat tot uitdrukking. De lezing is daarmee een
synthese van al het voorafgaande.
Naschrift:
Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.
Naschrift: zie voor een Friese vertaling van het bovenstaande: Fryslân yn myn tinzen.
Naschrift:
Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.
Naschrift: zie voor een Friese vertaling van het bovenstaande: Fryslân yn myn tinzen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten