zaterdag 8 oktober 2016

164. Mijn ervaring met ontgroening

De recente ontgroeningsuitwassen in Groningen en Amsterdam deden mij denken aan mijn eigen ervaring met ontgroening. Eind november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda mijn boek met levensherinneringen: Humanisme als zelfbeschikking. In dit blogbericht daarom een voorpublicatie daaruit over mijn ervaring met ontgroening.

NIJMEGEN ZOMER 1964

Mijn vader was door zijn verblijf in een Duits kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog in feite een ongeschoold arbeider met een bijna afgezet been en met een moeizaam overwonnen tbc. Hij bracht het toch maar tot directeur huishoudelijke dienst van de VARA. Daarom vond hij dat ik na de lagere school ook maar moest gaan werken. Onder druk van mijn moeder legde hij er zich bij neer dat ik naar het lyceum ging. Ook onder haar druk vond hij het het uiteindelijk goed dat ik daarna ging studeren. Maar dan als spoorstudent in Utrecht of Amsterdam zodat ik thuis in Hilversum kon blijven wonen, want dat was goedkoper. De steeds maar oplopende spanning tussen hem en mij was echter inmiddels zeer onhoudbaar geworden. En zo kwam ik in uiterste nood met de redenering dat hij als atheïst bij zijn huwelijk met mijn katholieke moeder had moeten beloven dat ik katholiek werd opgevoed. Dat werd dus studeren in Nijmegen, augustus 1964.

Het eerste nadeel van toen studeren in Nijmegen werd al snel duidelijk: alle studenten moesten (onder het motto “één God, één Kerk, één Corps”) verplicht lid worden van het Nijmeegs Studenten Corps met de bijbehorende ontgroening. Het tweede nadeel was de in mijn ogen ongelooflijke slaafsheid van de (meest Brabantse en Limburgse) studenten die dat allemaal als geslagen honden over hen heen lieten komen.

Na de inschrijving bij de universiteit liep ik naar de sociëteit van het N.S.C. om mij daar ook even in te schrijven, dacht ik. Maar tot mijn verrassing kwam ik geheel onvoorbereid terecht op een tjokvolle zolder van het Corpsgebouw aan de Oranjesingel in Nijmegen waar zielige ouderejaars “Dachautje” aan het spelen waren met eerstejaars die al uren gedwongen werden om staande zonder eten drinken de meest vernederende dingen naar hun hoofd geslingerd te krijgen. 

Mijn vader had nooit wat over zijn kampervaringen willen vertellen maar mijn moeder wel, in haar goedbedoelde pogingen om de boel bij elkaar te houden. Aan de verhalen over volgepakte treinen bestaande uit veewagens heb ik levenslang een grote angst overgehouden voor volle ruimtes en daarom loop ik nog altijd weg uit volgepakte liften en treinen.

De meest fanatieke ontgroener was een Indische Nederlander, zo te horen uit Limburg, die ons toeschreeuwde: "Jullie willen toch lid worden van het Corps?!" Dat was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen. Ik steeg boven mijn verlegen zelf uit en schreeuwde terug: "Ik wil helemaal niet lid worden maar wordt daar toe gedwongen! Wij leven in een vrij land en ik doe niet mee aan dit fascistische spelletje.” 

Met alle macht wilden de ouderejaars mij tegenhouden maar ik opende het zolderraam aan de kant van de drukke Oranjesingel en begon om politiehulp te schreeuwen. Om de overige eerstejaars niet nog verder te verontrusten die al rumoerig werden door mijn opstandig optreden, liet men mij schijnbaar gaan. 

Schijnbaar, want volgens goed katholiek gebruik werd ik op weg naar buiten aan alle kanten benaderd om mij weer in het gareel te krijgen. Dat maakte mij alleen maar nog opstandiger. Ik dreigde naar het toen nog bestaande Nijmeegse Vrije Volk te lopen. In een laatste poging om deze rel te sussen, werd ik uitgenodigd bij de praeses die tot mijn verrassing uit West-Friesland bleek te komen. Hij had het over  “de achterlijkheid van Brabanders en Limburgers” en vanzelfsprekend hoefde ik aan de ontgroening niet meer mee te doen en werd ik toch lid gemaakt van het Corps “want dat was nu eenmaal verplicht.” 

Binnen de kortste keren werd ik dankzij de net begonnen studentenvakbond SVB lid van de Nijmeegse studentengrondraad en kwam er (ondanks de tegenwerking van de nieuwe N.S.C. praeses en latere werkgeversvoorzitter Jacques Schraven) een einde aan deze verplichting. Dankzij mijn voorganger als SVB-fractievoorzitter (de latere uitgever en schrijver Wilfried Uitterhoeve) was mijn deelname aan de grondraad een goed lesje in het omgaan  met de macht van kerk en politiek.

Nijmegen maakte revolutionaire tijden mee en het viel mij als sociologiestudent met historische belangstelling op dat bijna niemand het belang van goede archivering inzag waardoor vrijwel alle stukken in prullenmanden verdwenen. Dat werd een andere goede les: documenten toegankelijk bewaren voor latere onderzoekers. Ook leerde ik een medestudent kennen die correspondent was voor de NRC en zo kwam het dat ik mijn loopbaan als schrijver begon met een krantenberichtje over de toen al omstreden katholieke identiteit van de Nijmeegse universiteit.

Gelukkig was ik niet de enige dwarsligger in Nijmegen.  Zo werd ik lid van Bazarov, een onafhankelijke studentendispuut, waar ik de latere vrijdenkersvoorzitter Anton van Hooff leerde kennen.  En ik werd ook lid van de socialistische studentenvereniging Politeia, waardoor ik de latere topambtenaar Henk Molleman ontmoette. Een en ander leidde er wel toe dat ik regelmatig door medestudenten op straat werd uitgescholden voor "vuile rotcommunist" omdat de politieke verschillen ter linkerzijde kennelijk nog niet tot hen waren doorgedrongen. De inmiddels opkomende Nijmeegse communistische studenten (die de godsdienst hadden ingewisseld voor andere dogma's) vonden mij op hun beurt weer rechts omdat ik lid was geworden van "de klassenvijand" PvdA als tegenwicht tegen de polariserende politieke verhoudingen in Nijmegen.



Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten haal ik niet steeds als citaat aan. Voor wie mij wil gaan citeren: er zijn kleine redactionele verschillen tussen blog en boek.


Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.