zaterdag 12 april 2014

37. Rampenzomer 1967

Op zaterdag 8 februari 2014 begon ik in blogbericht 28 met de beschrijving van mijn homojeugd in Hilversum. Dat werd gevolgd door blogbericht 32 over mijn eerste vriendje, in Nijmegen. Dat blogbericht eindigde met de ontdekking van zijn moeder, mijn hospita, dat wij bloot in elkaars armen lagen te slapen. Hij was negentien en ik nog net twintig. Hieronder het vervolg uit mijn memoires in wording. 

Hij had het als eerste door en ging zijn moeder achterna. Ik wachtte tot hij weer boven kwam. Hij was in paniek want zijn moeder dreigde naar de politie te lopen. Dankzij de studieboeken voor mijn bijvak rechten kon ik snel achterhalen dat wij niets strafbaars gedaan hadden.  Het was wel kantje boord geweest want een paar maanden later had ik in de gevangenis kunnen eindigen vanwege het beruchte artikel 248-bis. Met zo’n strafblad zou mijn loopbaan naar de knoppen zijn geweest. Gelukkig kon ik zijn moeder overtuigen dat de gang naar de politie zinloos was maar ik moest haar wel beloven om onmiddellijk het huis te verlaten en zo snel mogelijk te verhuizen.

Dat was niet zo eenvoudig want hoe moest ik dat regelen? De eerdere verhuizingen waren door mijn vader gedaan maar ik had geen zin om nu al open kaart te spelen gezien zijn eerdere negatieve uitlatingen over homoseksualiteit. Dus verzon ik een smoes dat mijn hospita de kamer zelf nodig had en de verhuizing verliep zonder problemen omdat ik via mijn netwerk bij een net getrouwd studentenechtpaar een kamer kon huren in de nieuwe Utrechtse wijk Overvecht. 

Dat ik uit Nijmegen weg wilde, was mij meteen duidelijk want ik kon het gevoelsmatig niet aan om in dezelfde stad te wonen als mijn eerste liefde waar ik noodgedwongen afscheid van moest nemen. Utrecht lag het dichtst bij mijn moeders woonplaats Hilversum. Mijn vaders eis om als spoorstudent in Hilversum te gaan wonen, kon ik als net meerderjarige naast mij neer leggen.  Ik hoefde mij niets meer van mijn vader aan te trekken, dacht ik.

Snel zou blijken dat ik dit verkeerd had ingeschat. Mijn moeder had ik meteen ingelicht over wat er werkelijk was gebeurd en zij was een en al begrip: “dat heb ik altijd al geweten” was haar antwoord. We spraken af dat zij mijn vader pas na het bereiken van mijn meerderjarigheid op 19 augustus 1967 zou inlichten. Daarna was ook meteen het hek van de dam.

Vanwege mijn homoseksualiteit weigerde hij mijn studie nog langer te betalen. Maar hij ging wel door met het opstrijken van kinderbijslag en kinderaftrek. Het conflict liep zo hoog op dat mijn moeder wilde echtscheiden. Hun relatie was eigenlijk vanaf het begin een ramp geweest, maar vanwege de kinderen wilde zij bij elkaar blijven. Mijn vader wilde de echtscheiding niet aanvaarden en vond dat hij recht bleef houden op seks met haar ook al wilde zij dat niet meer.  Er was dus sprake van verkrachting binnen het huwelijk, dat toen nog niet strafbaar was. Uiteindelijk kwam het er op neer dat met medeweten van de politie de sloten van het huis vervangen werden en mijn vader de toegang tot ons ouderlijk huis werd ontzegd. 

Mijn anderhalf jaar jongere zus Inge en ik waren al de deur uit maar mijn elf jaar jongere broertje Albert heeft het meest geleden onder deze scheiding. Zo dreigde mijn vader hem uit de ouderlijke macht van mijn moeder te laten zetten omdat Albert met mij omging en daardoor "wel eens homo zou kunnen worden". Ik heb mijn vader tot zijn dood in 2003 nooit meer gezien. Het zou een verraad aan mijn moeder zijn geweest als ik hem ooit nog ontmoet zou hebben.






Zie voor het vervolg: blogbericht 40. Benno Premsela, een nieuwe vader.
Naschrift:
Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.

Een lezer schrijft: "Dank, voor het weer zeer leesbare verhaal. Mooi die tegenstelling: een vader die jou en jouw vrijwillige seks met een vriendje afwijst maar zijn eigen seksualiteit dwingend aan een ander oplegt. Scherper kan de dwang van heteroseksualiteit als norm niet getekend worden. Mooi, maar tragisch en droevig.
Veel mannen van onze generatie kennen een dergelijke geschiedenis. Als ik de jongeren om mij heen zie en beluister, is er op dat gebied veel veranderd. Zo veel dat ze argeloos worden, geen kennis nemen van de geschiedenis van de homoseksualiteit en de bedreigingen voor de homo-emancipatie niet herkennen of erkennen. Er zal weer een terugslag moeten komen in de vrijheden om ze alert te maken voor wat er gebeuren kan, dankbaar voor wat de pioniers hebben betekend en bereidwillig om een rol te gaan spelen bij het opgroeien van de generaties die na hen komen."