zaterdag 8 april 2017

189. Regeringsvorming in Nederland (3)

In mijn blogserie over regeringsvorming in Nederland schreef ik eerder over het belang van het poldermodel en over de gevaren van divagedrag. Dit blogbericht gaat met name over het steeds meer toenemende consumentengedrag onder kiezers. Vooral de progressieve partijen zijn daarvan het slachtoffer. Bij de verkiezingen van 2006 zakte D66 tot maar drie zetels. Nu is dat weer negentien. Bij de verkiezingen van 2012 zakte GroenLinks tot vier zetels. Nu is dat weer veertien. En bij de verkiezingen van 2017 zakte de PvdA tot negen zetels, een verlies van negenentwintig!. Hoe is die wispelturigheid onder deze progressieve kiezers te verklaren? En wat kunnen deze drie progressieve partijen bijvoorbeeld leren van de strategie van succesvolle homo/lesbische bewegingen wereldwijd?

Wat versta ik onder links, rechts, conservatief en progressief in Nederland?
Twee derde van mijn lezers wonen in het buitenland. Het is ondoenlijk om de verschillen en overeenkomsten tussen alle dertien in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen uit leggen. Daarom beperk ik mij tot de hoofdlijnen.

Een gangbaar model om de politieke partijen in Nederland in te delen werkt met twee tegenstellingen: links-rechts en progressief-conservatief. Links wil dat de overheid een rol speelt bij het verminderen van de verschillen in macht, bezit en inkomen. Rechts wil zo weinig mogelijk overheidsingrijpen. Progressief wil dat alle mensen steeds meer in staat gesteld worden om hun leven zelf zin en vorm te geven. Conservatief wil het behoud van traditionele waarden en normen. In Nederland vindt men dat vooral in de drie christelijke partijen, die het minst vrouw- en homovriendelijk zijn.

Nederland heeft nooit een meerderheidspartij gekend. Als land van minderheden werden altijd coalities gesloten. In de negentiende eeuw waren dat vanaf de Grondwet van 1848 overwegend liberale coalities. In de twintigste eeuw waren tot 1994 altijd de christelijke partijen in de coalities zeer invloedrijk. Na de Tweede Wereldoorlog regeerden christelijke partijen ofwel met rechtse partijen, ofwel met linkse partijen als over rechts niet mogelijk was. Van 1994 tot 2002 en sinds 2012 zitten er geen christelijke partijen in de regering.

Ontstaan van consumentengedrag in de Nederlandse politiek
Als gevolg van de vroegere verzuiling in protestante, katholieke, liberale en socialistische stromingen waren de bijbehorende politieke partijen vrij stabiel in hun achterbannen. Bij verkiezingen vonden tot de jaren zestig geen grote verschuivingen plaats. Dat veranderde met de opkomende ontzuiling vanaf de jaren zestig.Vóór de ontzuiling was het gebruikelijk dat zelfs het consumentengedrag verzuild was. Men ging bij voorkeur alleen winkelen bij ondernemers die tot de eigen zuil behoorden: bijvoorbeeld een katholieke kruidenier.

Door de ontzuiling speelde de achtergrond van de winkeliers geen rol meer. Dit ontzuilend consumentengedrag werkte door op al die voorheen verzuilde gebieden: school, omroep, sportvereniging, krant, tot en met partijkeuze. Maar er is één belangrijk verschil. Als een voorheen verzuilde instelling leegliep dan waren er altijd andere waar men terecht kon. Maar de overheid is van ons allemaal en we kunnen ons land niet voor een ander inruilen als we hier blijven wonen. In een land vol van minderheden betekent dat de vorming van coalities met de nodige compromissen. Vroeger werd het belang van er samen al polderend uitkomen beter begrepen dan nu. Consumenten houden niet van compromissen.

Gevolgen van consumentengedrag in de Nederlandse politiek
Uit de hierboven genoemde wispelturige wisselingen in aantallen Kamerzetels blijkt dat de (meest ontzuilde) progressieve kiezers de partijen waarop zij gestemd hebben het hardst straffen als zij niet precies doen wat die kiezers willen. Die progressieve partijen hebben nog nooit een meerderheid in Nederland gehaald. Dat betekende dus ófwel meeregeren en gestraft worden omdat er compromissen gesloten werden. Ofwel in de oppositie blijven en geen invloed ter verbetering kunnen uitoefenen. Zo benadeelden progressieve kiezers door hun wispelturige gedrag en het klagen over kiezersbedrog hun eigen progressieve belangen.

De enige uitweg uit dit dilemma tussen partijbelang en het landsbelang is het sluiten van stembusakkoorden vóór de verkiezingen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de Nederlandse homo/lesbische beweging met die politieke partijen die daartoe bereid zijn. Daardoor is na iedere verkiezing de gelijkberechtiging van de homo/lesbische minderheid altijd het beste verzekerd. Hoe kan deze strategie met stembusakkoorden toegepast worden op de praktijk van de komende kabinetsformatie? Zie hiervoor mijn volgende blogbericht.


Naschrift. Dit blogbericht past in mijn blogserie over de Nederlandse verkiezingen en de gevolgen ervan. Daarin verschenen eerder de blogberichten 179, Moreel leiderschap: wat is dat?, nummer 180, Referendum? Schijnvertoning! (2), nummer 181, De anti-elite-paradox, nummer 182, 'De kloof' bestaat niet in Nederland nummer 183, "Wij worden niet gehoord!": klopt dat wel? en nummer 184, CDA-aanval op zelfbeschikking. Het laatstgenoemde blogbericht is hiervan het meest gelezen. Zie voor mijn reactie op de uitslag van de verkiezingen blogbericht 186, Populismegolf gestopt in Nederland, 187, Regeringsvorming in Nederland (1) en 188, Regeringsvorming in Nederland (2).