zaterdag 5 november 2016

168. Mijn rol in de wereldgezondheidsorganisatie WHO

In de tweede helft van november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda  mijn boek met levensherinneringen: "Humanisme als zelfbeschikking".  Daarmee komt een einde aan de voorpublicaties uit mijn boek. Ik bedank iedereen die door opmerkingen heeft bijgedragen aan verbeteringen.  Hieronder plaats ik de laatste voorpublicatie. Die sluit aan op de vorige, in blogbericht 167. Vanaf volgende week begin ik een videoblog, ofwel vlog, die aansluit op mijn blog.

Wereldgezondheidsorganisatie WHO
Hoe is het te verklaren dat de Wereldgezondheidsorganisatie WHO zoveel doelmatiger is omgegaan met de aidsepidemie dan met de uitbraken van ebola? Een belangrijke reden is dat de homo/lesbische beweging wereldwijd een goede lobbygroep was. Deze zorgde voor zelforganisatie die sleutelfiguren benaderde en samenwerkte met bondgenoten. Binnen de WHO was leiderschap aanwezig in de personen van Jonathan Mann (1947-1998) en Manuel Carballo (1941) waardoor de ziekte en de preventie goed aangepakt konden worden. Zo werd bijvoorbeeld voorkomen dat het Vaticaan zijn zin kreeg om condooms te verwijderen uit de aidspreventie. Daardoor konden vele sterfgevallen voorkomen worden.

In de jaren tachtig en negentig was ik vanuit Homostudies Utrecht voor de WHO adviseur voor aidspreventie onder mannen die seks hebben met mannen (MSM). Dat het woord homo niet werd gebruikt, was van de WHO geen preutsheid. In het door mij geredigeerde boek "Bisexuality & HIV/AIDS; A Global Perspective" (Prometheus Books, Buffalo NY, 1991) leg ik uit dat wereldwijd de meeste mannen die seks hebben met mannen zich niet herkennen in begrippen als homo, gay of bi. Het gaat bij preventie in de eerste plaats om verandering van gedrag. Het gebruik van identiteitsgevoelige woorden kan daarbij als stoorzender werken.

Afrika
In 1989 nam ik in Brazzaville in het het WHO-regiokantoor voor Afrika ten zuiden van de Sahara deel aan een WHO-conferentie over de verspreiding van hiv/aids. Amerikaanse onderzoekers stelden op grond van hun onderzoek onder Afrikaanse vrouwen dat zij veel vaker aids hadden dan westerse vrouwen. Hun hypothese was dat vagina's van Afrikaanse vrouwen veel kwetsbaarder zouden zijn voor hiv-infecties. In de discussie bracht ik zo diplomatiek mogelijk mijn kritiek. Het onderzoek werd gedaan door blanke Amerikaanse mannen en dat verhoogt de betrouwbaarheid van de antwoorden van zwarte Afrikaanse vrouwen niet. Verder werd genegeerd dat veel antropologisch onderzoek in Afrika had aangetoond dat soms heteroseksuele contacten anaal waren als voorbehoedsmiddel of als middel om het maagdenvlies niet te breken. Bekend was toen al dat de anus van zowel mannen als vrouwen veel kwetsbaarder was voor infectie dan de vagina.

De verwijzing naar anale seks ging als een schok door de volle zaal. Inderdaad: 'obsceen taalgebruik' en zelfs 'rassendiscriminatie'. Ik hield staande dat wetenschappers de feiten bij hun echte naam moesten noemen omdat er anders onnodig vele doden zouden vallen door levensgevaarlijke preutsheid. De Amerikaanse onderzoekers waren ervan uitgegaan dat anale seks alleen bij homomannen zou voorkomen. Ook in Nederland leeft dat vooroordeel nog steeds. Over discriminatie gesproken!

Rusland
Rusland heb ik in de jaren tachtig meerdere keren bezocht. Als adviseur aids-preventie van de WHO herinner ik mij talloze vergaderingen waarin mij door Russen werd meegedeeld dat aids een 'kapitalistische en decadente' ziekte was die in de toenmalige Sovjet-Unie niet of nauwelijks voorkwam omdat de enkele homo's die er zouden zijn 'voor hun eigen welzijn' in psychiatrische inrichtingen werden opgenomen. Enkele jaren later bleek aids in de Sovjet Unie heel veel voor te komen met name onder spuitende drugsgebruikers. Zoals bekend houden virussen geen rekening met vooroordelen of seksuele voorkeuren.

In Moskou bezocht ik een mannenbadhuis (баня) waar opvallend veel mannen naar binnen gingen in allerhande politie- en militaire uniformen. Wat ik daar allemaal meemaakte zal ik maar niet beschrijven want voor je het weet, wordt mijn blog nog als porno gebrandmerkt. Laat ik het zo samenvatten dat er alles gebeurde wat in 'decadente' westerse homosauna's ook voorkomt, behalve dan dat er erg veel mannen elkaar afrosten met takkenbossen, maar dat schijnt een algemeen verschijnsel te zijn in Russische badhuizen.

Homovijandigheid komt vooral voor onder die mannen die hun eigen homo- of biseksuele voorkeur trachten te verdringen door die in anderen te bestrijden. Met name de katholieke kerk is daarvan wereldwijd een bekend voorbeeld (zie bijvoorbeeld de inmiddels overleden Nederlandse bisschop en homobestrijder Gijsen die wordt beschuldigd van aanranding van jongens). In sommige landen ziet men dat ook in de vorm van stelselmatige verkrachtingen van mannen door zogenaamde heteromannen in homovijandige gevangenissen, legers en politiebureaus. Rusland is ook in dit opzicht helaas geen uitzondering.

Vanwege de apartheid mocht ik in de jaren tachtig als WHO-adviseur aidspreventie niet actief zijn in Zuid Afrika. Ik heb dat altijd zeer betreurd. Door deze WHO-boycot heeft aids daar veel meer slachtoffers gemaakt dan nodig was. Er zijn in het verleden oproepen geweest om homovijandig Rusland om die reden te gaan boycotten. Zolang het gaat om bijvoorbeeld het niet drinken van Russische wodka kan dat nuttig zijn. Maar wat we zeker niet moeten doen, is het in de steek laten van de vervolgde homo/lesbische minderheid in Rusland. Zij hebben onze steun meer dan ooit nodig.

Rusland, China en Cuba
Inmiddels trekt de Russische jacht op homo/lesbische zondebokken wereldwijd steeds meer aandacht. Ik herlas mijn beschrijving van de toestand in Rusland in het boek "The Third Pink Book; A Global View Of Lesbian And Gay Liberation And Oppression" (Prometheus Books, Buffalo NY, 1993). Toen was ik nog optimistisch over Rusland in vergelijking met landen als Cuba en China. Twintig jaar later is het beeld geheel anders: wat is er gebeurd?

Cuba kwam in de jaren tachtig in opspraak omdat mensen met hiv (waaronder veel homo's) in concentratiekampen werden opgesloten. China reageerde toen zoals ik hierboven over Rusland schreef: aids was een 'kapitalistische en decadente' ziekte die in China niet of nauwelijks voorkwam omdat de enkele homo's die er zouden zijn 'voor hun eigen welzijn' in psychiatrische inrichtingen werden opgenomen. Ik herinner mij nog een WHO-conferentie in Manilla in de jaren tachtig waar de minister van volksgezondheid uit Nieuw Zeeland spontaan in lachen uitbarstte toen haar Chinese collega dat met droge ogen verklaarde. Met moeite kon een diplomatieke rel voorkomen worden.

Als toenmalig voorzitter van Homostudies Utrecht was ik heel blij toen eind jaren tachtig een hoge delegatie uit Cuba zich op de hoogte liet stellen van wetenschappelijke inzichten rond homoseksualiteit. Kennelijk heeft dit enige invloed gehad want het beleid inzake homoseksualiteit is in Cuba daarna aanzienlijk milder geworden. Ook in China heeft een meer wetenschappelijk verantwoord beleid geleid tot ruimere mogelijkheden voor de homo/lesbische minderheid om zich te organiseren. In Rusland daarentegen is de toestand ernstig verslechterd mede onder invloed van de homovijandige orthodoxe kerk.

Onder Jeltsin leek de Russische homo/lesbische subcultuur in de jaren negentig op te bloeien. Mede daardoor voelde men er de noodzaak niet om tot een goede zelforganisatie (самоорганизации) te komen. Een vergelijkbare ontwikkeling deed zich voor in het Duitsland van de jaren twintig. Klaus Müller beschrijft in zijn boek "Doodgeslagen, doodgezwegen; vervolging van homoseksuelen door het nazi-regime 1933-1945" (Schorer Boeken, Amsterdam 2005) hoe kwetsbaar een bovengronds gekomen subcultuur wordt voor vervolging als een doelmatige zelforganisatie ontbreekt. Er was indertijd in de Duitse homo/lesbische minderheid sprake van een grote onderlinge verdeeldheid waardoor de nazi's vrij spel hadden om de dragers van de roze driehoeken in concentratiekampen onder en om te brengen.

Uit "The Third Pink Book" blijkt dat de naoorlogse homo/lesbische beweging in veel landen geleerd heeft om beter samen te werken en bondgenootschappen te sluiten met vooral die sleutelfiguren uit andere sociale bewegingen die opkomen voor ieders mensenrechten en gelijkberechtiging. Wereldwijd zijn de belangrijkste tegenspelers nog altijd dogmatische godsdienstige (katholieke, islamitische en orthodoxe) groepen die niets moeten hebben van het recht van mensen om zelf zin en vorm te geven aan hun leven zolang zij anderen niet in hun mensenrechten aantasten. Het is, ook vanwege de aidspreventie, in ieders belang om de dwingelandij van die groepen in te perken.

Verenigde Staten
Met enkele voorbeelden van de puriteinse invloed in de VS kreeg ik zelf te maken in 1983 toen ik voor het eerst het land wilde bezoeken. Om een visum te krijgen, moest je toen invullen of je homo was en als dat zo was dan werd de toegang tot de VS geweigerd. Ik was uitgenodigd om aan een wetenschappelijke aids-conferentie deel te nemen en ik vroeg toen het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om advies want ik had geen zin om te liegen en wilde ook niet het land uitgezet worden. Ik kreeg het advies om de vraag niet te beantwoorden en als ik daarover werd ondervraagd te melden dat ik als Nederlands rijksambtenaar volgens mijn regering niet verplicht was die vraag te beantwoorden. Aldus geschiedde en ik mocht er in.

Nadat de vraag naar homoseksualiteit van het visum-formulier verdween, kwam er een vraag naar aids (die overigens pas onlangs is verdwenen). Boston wilde in 1992 een internationale aids-conferentie organiseren waar mensen met aids dus geweigerd zouden kunnen worden! Als toenmalig aids-adviseur van de WHO heb ik er veel genoegen aan beleefd om er aan mee te werken dat dit aids-congres in 1992 naar Amsterdam werd verplaatst. De VS hebben in de beginjaren van de aids-epidemie op puriteinse gronden grote fouten gemaakt waardoor onnodig vele doden zijn gevallen. Zo mocht ik bijvoorbeeld in de vele Amerikaanse radio- en televisie-interviews die ik daar had over het doelmatiger Nederlandse aids-preventiebeleid nooit het woord condoom gebruiken. Op de meeste Amerikaanse scholen is seksuele voorlichting is nog steeds taboe waardoor de VS een verhoudingsgewijs veel groter aantal mensen met hiv/aids, en vrouwen met ongewenste zwangerschappen en abortussen heeft dan Nederland.

Eenzelfde averechts gevolg heeft de 'War on Drugs' die even rampzalig is als de beruchte alcohol-drooglegging uit de vorige eeuw.  Beide hebben vooral in het voordeel van de maffia en drugsbendes gewerkt. Bij mijn eerste privé-bezoek aan San Francisco hadden de gastheren een uitstekende maaltijd bereid en na afloop lagen de lijntjes coke al netjes klaar. Zij konden zich niet voorstellen dat ik als Nederlander (uit een land waar toch alles mocht) hiervoor geen belangstelling zou hebben. Ze waren zeer verbaasd te horen dat het drugsgebruik en hiv/aids door spuitende drugsgebruikers in de repressieve VS relatief veel omvangrijker was (en nog is) dan in het veel liberalere Nederland.

Homoseksualiteit: de ziekte voorbij
Onder die titel werd van 10 tot 12 december 1987 onder andere door Homostudies Utrecht een internationale wetenschappelijke conferentie georganiseerd om homoseksualiteit te doen schrappen van de wereldwijde ziektenlijst. Dat lukte vervolgens op 19 mei 1994. Hier is sprake van een opmerkelijke paradox. Aanvankelijk werd algemeen gevreesd dat aids de homovervolging zou aanwakkeren. Dat is in een aantal landen ook gebeurd. En nog steeds wordt aids misbruikt om homoseksualiteit te criminaliseren terwijl wereldwijd verreweg de meeste slachtoffers heteroseksuelen zijn.

Hier is sprake van vrijheidsbevorderende weerstanden. Ik beschrijf dat in mijn Tresoar-lezing. Vrijheid is niet de afwezigheid van dwang maar de aanwezigheid van zodanige omstandigheden dat de zelfbeschikking van mensen bevorderd wordt. Zelforganisatie is daarvoor van wezenlijk belang. Tegenstand kan daardoor omgezet worden in kracht om vooruit te komen. De wereldwijde homo/lesbische beweging heeft er door samenwerking met sleutelfiguren en bondgenoten voor gezorgd dat de strijd tegen aids ook een strijd tegen discriminatie is geworden.

Nadat ik in 1992 aftrad als voorzitter van Homostudies Utrecht ben ik ook gestopt met mijn werkzaamheden voor de WHO. Deels omdat ik mij meer wilde gaan inzetten voor de wereldwijde humanistische beweging. Maar ook omdat tien jaar strijd tegen aids een te zware last voor mij werd. Ik heb dan ook grote bewondering voor mensen die zich daar tientallen jaren voor hebben ingezet. Ik denk dan wat Nederland betreft bijvoorbeeld aan Riek Stienstra (1942-2007) die als directeur van Schorer van 1974 tot 2007 haar bijdrage heeft geleverd aan aids-preventie en buddyzorg voor mensen met hiv/aids.    



Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten haal ik niet steeds als citaat aan. Voor wie mij wil gaan citeren: er zijn kleine redactionele verschillen tussen blog en boek.

Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.

zaterdag 29 oktober 2016

167. Mijn rol in de wereldwijde homobeweging

In de tweede helft van november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda  mijn boek met levensherinneringen: "Humanisme als zelfbeschikking". In de afgelopen tijd heb ik een aantal voorpublicaties uit mijn boek in mijn blog geplaatst. Ik plaats hieronder de voorpublicatie die het minst bekeken is omdat het geen kwaad kan om meer aandacht te besteden aan de belangrijkste ontwikkelingen die de wereldwijde homobeweging in de voorbije tientallen jaren heeft doorgemaakt.

Voorgeschiedenis
Maar weinig mensen weten van het bestaan van het International Committee for Sexual Equality ICSE (1951-1960). De belangrijkste man in deze organisatie was de Nederlander Henri Methorst (1909-2007). Het ICSE werd grotendeels bekostigd door het COC waar het hoofdkantoor was gevestigd. In België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland waren lidorganisaties aangesloten. Er werden internationale congressen gehouden in Amsterdam (1951), Frankfurt (1952), Amsterdam (1953), Parijs (1955) en Brussel (1958). De overgang naar de moderne homo/lesbische beweging vanaf 1969 werd niet meer gehaald door afnemende belangstelling. Het leek wel of de generatiewisseling van de jaren zestig en zeventig gepaard ging met meer aandacht voor de eigen nationale problemen en minder voor de noodzaak om tot een wereldwijde samenwerking te komen.

Aan de dood ontsnapt
Toenmalig COC-voorzitter Benno Premsela had wel veel belangstelling voor het buitenland. Op een koude zondagmorgen reed ik februari 1972 door een doodstil Amsterdam over de Keizersgracht naar het huis van Benno Premsela. Hij had een afspraak met enkele voorlopers van de huidige Italiaanse homobeweging Arcigay. Benno sprak vloeiend Italiaans en ik was uitgenodigd om er (dankzij mijn kennis van Latijn en Frans) in het Nederlands een verslag van te maken. Ik reed netjes vijftig en ongeveer honderd meter voor de kruising met de Vijzelstraat sprong het licht op groen. Op de kruising (bij het huidige Stadsarchief waar zich het archief van Benno Premsela bevindt) werd mijn Volvo Amazon in volle snelheid gepakt door een tram die van rechts kwam. Mijn auto en ik werden over de brug tientallen meters meegesleurd voor we stil stonden. De trambestuurder verklaarde later tegen de politie dat hij "door laat oranje" was gereden.

Ik moet heel lang buiten bewustzijn zijn geweest. Want voor de botsing was de kruising uitgestorven en toen ik weer bij kwam stond het zwart van de mensen. Het eerste dat ik mij herinner was dat men riep "hij leeft nog!". Ik werd aangesproken door een Amsterdammer die mij vroeg of hij de autoradio mocht kopen. Toen wist ik het zeker: ik leef nog en ik ben in Amsterdam. Hoe de rest van het verhaal afloopt, kan men lezen in blogbericht 50. Aan de dood ontsnapt... Inmiddels was mijn belangstelling voor de humanistische beweging gewekt waardoor de internationale homo/lesbische beweging lange tijd uit mijn zicht verdween.

ILGA
Pas in 1978 kwam het tot een herstart van de internationale homo/lesbische beweging in het Engelse Coventry met wat nu heet de International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association  ILGA. Op de website ilga.org kan men zien dat er nu meer dan duizend lidorganisaties zijn in 120 landen. Het hoofdkantoor is gevestigd in het Zwitserse Genève, waar de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties zich bevindt. En er zijn regionale organisaties zoals ILGA Europe in Brussel.

Toen ik in 1986 co-president werd van de International Humanist and Ethical Union ging ik mij voor de ILGA interesseren om te zien of ik van dienst kon zijn. Ik bezocht de congressen van ILGA in Kopenhagen (1986), Keulen (1987), Oslo (1988), Wenen (1989) en Stockholm (1990). Het verschil met de IHEU-congressen was zeer groot. De ILGA-congressen waren veel emotioneler en chaotischer. Dat was ook begrijpelijk omdat de meeste congresdeelnemers te maken hadden met grote persoonlijke problemen. Deels door de homovervolging in veel landen en daar kwam de AIDS-crisis nog overheen. ILGA wilde net als de IHEU waarnemer worden bij de Verenigde Naties. Dat was niet eenvoudig door de grote weerstanden tegen homoseksualiteit in de meeste lidstaten van de VN. Tegenstanders gooiden vaak homo- en pedoseksualiteit op één grote hoop. Enkele organisaties van pedoseksuelen waren lid van de ILGA. Vooral die uit Duitsland en de Verenigde Staten roerden zich zeer op ILGA-congressen, hetgeen tot heftige conflicten leidde.

Ik had daar om drie redenen moeite mee. Als humanist was en ben ik van mening dat het zelfbeschikkingsrecht van kinderen beschermd moet worden tegenover volwassenen die zich aan kinderen opdringen. Daarom heb ik ook meegewerkt aan het tot stand komen van de Stockholm-verklaring van 1990 waarin het volgende gesteld werd: "Every child has the right to protection from sexual exploitation and abuse, including prostitution and involvement in pornography". Mijn tweede bezwaar was dat pedoseksualiteit getalsmatig veel meer bij heteroseksuelen voorkomt en dus niet de indruk moet worden gewekt dat het alleen een homo-aangelegenheid is. En mijn derde bezwaar was dat ILGA het strategisch belangrijke waarnemerschap bij internationale organisaties wel kon vergeten als pedo-organisaties er lid van konden blijven. Aan die lidmaatschappen is een einde gekomen. Mede dankzij ILGA is inmiddels een mentaliteitsverandering bij een meerderheid in de VN tot stand gebracht ten gunste van een erkenning dat homorechten ook mensenrechten zijn. 

Pink Book 
Als een belangrijke bijdrage aan de internationale homo/lesbische beweging zie ik het tot stand komen van het tweede en derde Pink Book. In 1988 verscheen het Second ILGA Pink Book, uitgegeven door Homostudies Utrecht. En in 1993 werd The Third Pink Book: A Global View of Lesbian and Gay Liberation and Oppression uitgegeven door uitgeverij Prometheus Books, toen nog gevestigd in Buffalo (New York). Voor het eerst werd in boekvorm voor elk land in kaart gebracht hoe de maatschappelijke en juridische positie van de homo/lesbische minderheid was. Daarbij kon ik gebruik maken van de Nederlandse ambassades wereldwijd en van sommige buitenlandse ambassades in Nederland en België. Opvallend was de brief van 13 april 1987 van de ambassade van (voormalig Belgisch) Congo in Brussel dat "the practice of homosexuality does not exist in Congo". Inmiddels weten we wel beter.

Sindsdien is er geen homo/lesbisch Pink Book meer uitgegeven. Dat is ook wel begrijpelijk gezien de snelle vooruitgang die wereldwijd bereikt is. Neem alleen al het voorbeeld van de huwelijksgelijkberechtiging. Internet biedt nu een veel actueler beeld dan boeken ooit kunnen bieden. Toch hebben deze boeken een belangrijke rol gespeeld. In de eerste plaats omdat het een historisch ijkpunt heeft vastgesteld. Daardoor kunnen wij nu zwart op wit zien hoe snel vooruitgang is geboekt. In de tweede plaats hebben veel advocaten van deze boeken gebruik gemaakt om homo/lesbische vluchtelingen bij te staan die hun homovijandig land zijn ontvlucht en elders om asiel hebben gevraagd. In het volgend blogbericht zal ik ingaan op de rol die ik heb gespeeld bij het schrappen van homoseksualiteit van de lijst met ziekten door de Wereldgezondheidsorganisatie WHO.




Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten haal ik niet steeds als citaat aan. Voor wie mij wil gaan citeren: er zijn kleine redactionele verschillen tussen blog en boek.

Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.

zaterdag 22 oktober 2016

166. Mijn eerste vriendje (2)

In de tweede helft van november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda  mijn boek met levensherinneringen: "Humanisme als zelfbeschikking". Ik plaats hieronder de voorpublicatie die het meest bekeken is.

NIJMEGEN ZOMER 1965 

Ik kwam te wonen bij een weduwe op een zolderkamertje waarnaast (gescheiden door een dun wandje) haar zoon van zeventien woonde. Hij was voor mij hoorbaar seksueel actief. Ik raakte hiervan opgewonden en dat was opmerkelijk want ik dacht inmiddels dat ik aseksueel was want meisjes en vrouwen deden mij niets. Ik had wel regelmatig nachtelijke zaadlozingen maar aftrekken deed ik mijzelf nooit. Het ontbrak mij aan opwindende mogelijkheden tot herkenning.

Maar daar kwam snel een einde aan want hij begreep uit mijn toespelingen dat ik een en ander gehoord had en hij wilde mij er graag bij betrekken. Sindsdien waren we onafscheidelijk. Sterker nog: zijn moeder, mijn hospita, stelde zelfs voor dat na een verhuizing naar de Nijmeegse buitenwijk Hatert haar zoon en ik samen op één kamer gingen slapen want dan kon zij een extra kamer verhuren. Ik hielp hem met zijn huiswerk en hij wijdde mij in de seksualiteit in. En we waren het helemaal eens met elkaar dat we geen homo’s waren want verwijfd waren we niet.

Dat ging zelfs zo ver dat we een homostudent die aan de overkant van de straat woonde, gingen plagen. Het was ons opgevallen dat hij vaak ’s middags als er verder niemand thuis was een medestudent op bezoek kreeg en dat dan de gordijnen van zijn studentenkamer dicht gingen. Om hem op heterdaad te betrappen, belde ik een keer aan. Het duurde even voor hij open deed en ik kon vragen om een kopje suiker. Aan zijn snel aangetrokken kleren was te zien dat ons vermoeden klopte. Aan de heimelijke ontmoetingen van de twee jongeheren kwam zo een einde. Achteraf schaam ik mij er voor maar het paste in ons toenmalige streven om vooral niet voor homo’s aangezien te worden.

Dat bracht mij nog in problemen toen mijn hospita probeerde mij te koppelen aan de dochter van de buurvrouw. Studenten waren in die tijd geliefde beoogde partners voor jongedames die aan de man gebracht moesten worden. Om geen wantrouwen te wekken bij mijn hospita moest ik het spelletje wel meespelen maar omdat ik geen enkele belangstelling toonde om verder te gaan dan saaie avondjes naar de bioscoop zag het buurmeisje na verloop van tijd van verdere ontmoetingen af. 

Mijn eerste vriendje en ik waren anderhalf jaar heel gelukkig met elkaar. Hij was dol op popmuziek en ik herinner mij nog goed dat onze eerste seksuele ontmoeting op mijn zolderkamertje werd opgeluisterd door het Beatles-liedje “Here comes the sun”. Iedere keer als ik die muziek hoor, moet ik daar nog steeds aan denken. Achteraf gezien, is de ontdekking van mijn seksualiteit daarom zo’n bevrijding geweest omdat het niet belast werd door de negatieve lading die het begrip homoseksualiteit met zich mee bracht.

De ontkenning van onze homoseksualiteit leidde er toe dat wij onze eigen seksualiteit speels konden verkennen en beleven zonder de eeuwenoude maatschappelijke onderdrukking te hoeven voelen. Bovendien werden we ook niet beïnvloed door opvattingen in de homoseksuele subcultuur over hoe je je als homo had te gedragen. Tot op de dag van vandaag denken veel jongens die hun homoseksualiteit ontdekken dat ze pas echt zichzelf zouden zijn als ze zich nichterig, ‘vrouwelijk’, gaan gedragen. Door het overnemen van maatschappelijke vooroordelen over homoseksualiteit bevestigen zij die vooroordelen. Daardoor maken zij het voor andere jonge homo's moeilijker om uit de kast te komen als die zichzelf niet kunnen herkennen in dat nichterige gedrag.

Om misverstanden te voorkomen: ik heb niets tegen vooroordeelbevestigend gedrag van zich ‘vrouwelijk’ gedragende homo’s. Maar als andere homo’s die zich ‘mannelijk’ gedragen niet uit de kast komen, worden de heersende vooroordelen over homo’s niet doorbroken. Deze vooroordelen komen nog steeds op grote schaal voor en maken de zelfontwikkeling van homo’s onnodig moeilijk. Zelfs een woordenboek als de Dikke Van Dale bezondigt zich eraan. Een “mie” is een zich ‘vrouwelijk’ gedragende homo maar staat er ten onrechte omschreven als een “mannelijke homoseksueel”: precies het tegenovergestelde dus!

Mijn moeder merkte kennelijk mijn opbloeien, hoorde over onze vriendschap en nodigde hem uit om in Hilversum te komen logeren. In één kamer met twee bedden, dat wel. Maar dat was geen probleem omdat we gewend waren om samen in een eenpersoonsbed te slapen. Zij was zo verstandig om het woord homoseksualiteit niet te laten vallen maar genoot van zijn speelse aanwezigheid: “hij is net een jonge hond!” 

Zoals zoveel jongeren die op elkaar verliefd werden, waren wij ons niet bewust van de maatschappelijke gevaren die ons bedreigden. Het beruchte artikel 248-bis (Wetboek van Strafrecht) uit 1911 bestond nog. Dat zou betekend hebben dat ik vanaf mijn 21ste verjaardag, 19 augustus 1967, vanwege mijn meerderjarigheid strafbaar zou zijn door mijn verhouding met mijn eerste vriendje voor de duur van ons leeftijdsverschil, dus tot zijn meerderjarigheid. 

Mijn hospita, zijn moeder, was slecht ter been en kwam daarom nooit de trap op lopen naar onze gedeelde kamer. Tot die ochtend aan het begin van de zomer van 1967 toen wij ons beiden versliepen en zij ons tot haar ontzetting naakt slapend in elkaars armen in één bed aantrof. De rampenzomer 1967 was begonnen.




Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten haal ik niet steeds als citaat aan. Voor wie mij wil gaan citeren: er zijn kleine redactionele verschillen tussen blog en boek.

Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.












zaterdag 15 oktober 2016

165. Nederland en de VS vergeleken

Eind november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda mijn boek met levensherinneringen, getiteld: Humanisme als zelfbeschikking. In de rumoerige aanloop tot de Amerikaanse presidentsverkiezingen plaats ik een voorpublicatie over mijn ervaringen in de VS. Hopelijk verheldert dat een aantal Amerikaanse eigenaardigheden.

Verenigde Staten & Nederland
In de jaren tachtig en negentig was ik alles bij elkaar een jaar in de VS en er ging geen week voorbij of ik gaf er lezingen over Nederland. Het was een goede manier om meer te leren over het bijzondere van mijn eigen land. En over de VS vanzelfsprekend. De meeste aanwezigen bij mijn lezingen bleken het verhaal van Hans Brinker te kennen. Velen dachten dat Hans de vinger in een lekkende dijk (a finger in a leaking dike) stak om Holland te redden maar dat is echter in het boek van Mary Mapes Dodge een naamloos zoontje van een sluiswachter. Sprak ik voor een homo/lesbisch gehoor dan leidde mijn woordspeling vaak tot gegniffel maar voor veel Amerikanen is de subculturele betekenis van het woord dike voor lesbo kennelijk onbekend of men hield zich discreet in.

Waarom zegt dit vingerverhaal meer over de VS dan over Nederland? Amerikanen zijn dol op individuele helden die hun land of de wereld redden van de ondergang. Nederlanders geloven meer in polderen: to solve a problem by sharing enlightened self-interests. Het loutere feit dat men het begrip polderen niet kent, verklaart al veel. De VS is gegroeid door pioneers die land veroverden op anderen. Nederland groeide door gezamenlijk een land te ontwikkelen dat voor het dichtst bevolkte deel onder de zeespiegel ligt.  Ook zeevaarders en handelaars droegen gezamenlijk bij aan de wereldhandel die zich zo ontwikkelde tot 's werelds eerste multinational: de Vereenigde Oostindische Compagnie V.O.C. .

Engels is een wereldtaal geworden door veel landen te bezetten. Nederlands was een handelstaal en men had op een enkele uitzondering na er geen zakelijk belang bij om andere talen te verdringen. Integendeel: het is voor de handel juist goed om veeltalig te zijn en de eigen taal als geheimtaal achter de hand te houden. Zo schakelen mijn partner Herman en ik in het buitenland wel eens over op het Fries als wij vertrouwelijke dingen willen bespreken en we vermoeden dat er Nederlanders in de buurt zijn. Hoewel de Friese taal tussen het Engels en het Nederlands in ligt, leert de ervaring dat de meeste Engels- en Nederlandstaligen het niet onmiddellijk verstaan.

In de vroege Middeleeuwen bewoonden de Friezen de gehele Noordzeekust van wat nu Vlaanderen en Holland is tot in Duitsland en in de laatste duizend jaar tot aan wat nu Denemarken is. De Romeinen beschrijven aan het begin van onze jaartelling dat de Friezen terpen, human made hills, opwierpen tegen hoogwater om er te wonen en het vee te stallen.  Omdat de zeespiegel bleef stijgen begon men rond de lagere gebieden dijken te maken en zo ontstonden de polders, areas below see level surrounded by dikes. Polders konden niet gered worden door individuele vingers in dijken te steken maar alleen door gezamenlijk en planmatig de handen uit de mouwen te steken. Zo werden de Friezen de grondleggers van het Nederlandse poldermodel.

Iedereen zal begrijpen dat dergelijke gebieden alleen tegen het water beschermd zijn als de dijken overal voldoende hoog zijn. Zo ontstond in Nederland een diep geworteld besef van het gemeenschappelijk welbegrepen eigenbelang. Datzelfde besef leefde bij de vele scheepsbemanningen die eeuwenlang de wereldzeeën introkken: ze zaten met z'n allen in hetzelfde bootje. En dat besef werd nog versterkt door het feit dat de kleine Nederlandse staat en cultuur omringd werden (en worden) door grotere en machtige staten en culturen: de Engelse, de Duitse en de Franse.

Het is vanuit die achtergrond goed te verklaren dat de Nederlandse jurist Hugo de Groot, Hugo Grotius, een grondlegger is van het internationaal recht. Wie klein is, heeft baat bij een rechtsorde die de vrijheid van de zwakkeren beschermt. Mij viel op dat in de VS een ander vrijheidsbegrip overheerst: de afwezigheid van regels. De paradox is dat daardoor de vrijheid van de sterkeren groter wordt en die van de zwakkeren kleiner: de wetten van het oerwoud. In een polder en op een schip hebben de sterkeren er belang bij dat iedereen sterk genoeg is om de kleine gemeenschap te helpen verdedigen tegen de veel grotere gemeenschappelijke vijand: het omringende water.

In de ogen van veel Nederlanders leidt de Amerikaanse maatschappij aan een extreem egocentrisme waardoor gemeenschappelijke belangen in gevaar komen. Als velen het eigen wapenbezit als een grondrecht beschouwen dan neemt de maatschappelijke onveiligheid toe. Als men toelaat dat armen geen gezondheidszorg krijgen dan bedreigt dat de gezondheid van de rijken omdat voor iedereen besmettelijke ziekten onvoldoende bestreden worden. Als conservatieve christenen gods water over gods akker willen laten lopen dan steunen zij feitelijk het darwinisme dat zij zo bestrijden: the survival of the fittest.

Dit egocentrisme wordt nog versterkt door het districtenstelsel waarin geldt: the winner takes all. Daardoor wordt democratie opgevat als de dictatuur van de meerderheid. In Nederland, waar eeuwenlang nooit een meerderheidspartij heeft bestaan, wordt echte democratie juist opgevat als de maatschappelijke vormgeving van het beginsel dat mensen zelf zin en vorm geven aan hun bestaan zolang zij het zelfbeschikkingsrecht van anderen niet aantasten.

International Humanist and Ethical Union (IHEU)
Van 1986 tot 1998 heb ik als (co)president van de IHEU mogen meewerken aan de groei van deze wereldorganisatie. In deze tijden van toenemende godsdienstige onverdraagzaamheid is het erg belangrijk dat de belangen van ongodsdienstigen doelmatig behartigd worden. Als de verdedigers van vrijheid zich niet organiseren dan helpen de vijanden van vrijheid haar om zeep. Humanisten gaan er van uit dat mensen het recht hebben om zelf zin en vorm te geven aan hun bestaan zolang zij anderen in hun mensenrechten niet schaden. Het is daarom nogal lachwekkend om te zien dat sommige Amerikaanse christenen in dit kader spreken van een 'War on Christianity'. 

Aanleiding voor deze onterechte beschuldiging is de grote voortgang die de Amerikaanse homo/lesbische beweging maakt door met name de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht. Het verzet tegen huwelijksgelijkberechtiging neemt in de Verenigde Staten soms potsierlijke vormen aan. Wie niet beter weet, zou haast denken dat het heteroseksuele huwelijk verboden dreigt te worden. En dat daar alleen nog maar same sex marriages, huwelijken tussen mannen en tussen vrouwen, toegestaan zouden worden. Om deze vorm van heteroseksuele onverdraagzaamheid te maskeren wordt net gedaan of er sprake zou zijn van 'Gay intolerance'.

Zo wordt er geroepen dat de vrijheid van godsdienst door same sex marriages in gevaar zou komen terwijl iedereen in de VS mag geloven wat hij of zij wil zolang men de vrijheid van andersdenkenden niet aantast. Werkelijke godsdienstvrijheid houdt ook in dat mensen van godsdienst mogen veranderen of bijvoorbeeld humanist mogen worden. In de VS halen sommigen er zelfs de vermeende schuld voor het dodelijke virus ebola bij om atheïsme en homoseksualiteit te bestrijden!

Ook wordt gedaan alsof de belangen van kinderen worden geschaad door ouderparen van gelijk geslacht terwijl uit een overvloed aan onderzoek bewijst dat dit niet het geval is (zie voor een overzicht: www.meerdangewenst.nl . Zo blijkt weer eens dat homoseksualiteit een belangrijke toetssteen is voor de handhaving van mensenrechten. 

Bovendien heerst ook in de VS het gangbare misverstand dat het democratisch zou zijn om de homo/lesbische minderheid van hun mensenrechten te beroven. Zij denken ten onrechte dat democratie de dictatuur van de meerderheid zou zijn.

Het is dan ook van groot belang dat de IHEU als grote wereldwijde levensbeschouwelijke organisatie de gelijkberechtiging van met name homo/lesbische minderheden tot een van de speerpunten van haar beleid heeft gemaakt. Paradoxaal genoeg beseffen godsdienstigen vaak niet dat het uitgerekend de humanisten zijn die de vrijheid van godsdienst en van levensbeschouwing het beste verdedigen. Vergelijk dat eens met al die onverdraagzame godsdienstigen die alleen hun eigen godsdienst de vrijheid gunnen die zij echter onder andersdenkenden bestrijden. Kijk maar naar al die godsdienstoorlogen die momenteel gevoerd worden. 

Humanisme in de VS
Door al die lezingen in de VS heb ik Amerikaanse humanisten goed leren kennen. Terwijl in polderend Nederland de humanistische beweging goed samenwerkte en steeds meer gelijke behandeling kon bereiken, was er in de VS geen sprake van een doelmatige humanistische beweging. Telkens waren er weer goed bedoelende pioniers die een eigen organisatie gingen opzetten los van de tientallen andere humanistische organisaties die al bestonden. Helaas heb ik daar vanuit de internationale humanistische beweging geen verandering in kunnen brengen. Wel heb ik kunnen bereiken dat er minder tijd en energie werd gestoken in het bestrijden van elkaar en meer in het streven naar gelijkberechtiging.

Verreweg mijn belangrijkste contactpersoon in de VS was de hoogleraar filosofie Paul Kurtz (1925-2012). Hij richtte al in 1969 de belangrijkste humanistische uitgeverij Prometheus Books op. Van 1986 tot 1994 was hij samen met mij (co)president van de IHEU. Sinds 1990 was ik lid van de International Academy of Humanism waarvan hij oprichter en voorzitter was. Hij richtte in 1991 het wereldwijde Center for Inquiry op dat het blad Free Inquiry uitgeeft waarvan hij hoofdredacteur was. Hij heeft tientallen boeken geschreven over het hedendaagse humanisme. Paul Kurtz mag zonder meer een van de belangrijkste Amerikaanse en internationale humanistische pioniers genoemd worden. Wij hadden in de IHEU de afspraak dat hij het polderen aan mij overliet. De pionier en de polderaar: het bleek voor de IHEU een geslaagde combinatie!





Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten haal ik niet steeds als citaat aan. Voor wie mij wil gaan citeren: er zijn kleine redactionele verschillen tussen blog en boek.

Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.


Een Nederlandse lezer die veel in de VS verblijft, schrijft: "Fantastische interessante blog over het verschil in opvattingen over democratie in de VS en Nederland Rob!!!"











zaterdag 8 oktober 2016

164. Mijn ervaring met ontgroening

De recente ontgroeningsuitwassen in Groningen en Amsterdam deden mij denken aan mijn eigen ervaring met ontgroening. Eind november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda mijn boek met levensherinneringen: Humanisme als zelfbeschikking. In dit blogbericht daarom een voorpublicatie daaruit over mijn ervaring met ontgroening.

NIJMEGEN ZOMER 1964

Mijn vader was door zijn verblijf in een Duits kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog in feite een ongeschoold arbeider met een bijna afgezet been en met een moeizaam overwonnen tbc. Hij bracht het toch maar tot directeur huishoudelijke dienst van de VARA. Daarom vond hij dat ik na de lagere school ook maar moest gaan werken. Onder druk van mijn moeder legde hij er zich bij neer dat ik naar het lyceum ging. Ook onder haar druk vond hij het het uiteindelijk goed dat ik daarna ging studeren. Maar dan als spoorstudent in Utrecht of Amsterdam zodat ik thuis in Hilversum kon blijven wonen, want dat was goedkoper. De steeds maar oplopende spanning tussen hem en mij was echter inmiddels zeer onhoudbaar geworden. En zo kwam ik in uiterste nood met de redenering dat hij als atheïst bij zijn huwelijk met mijn katholieke moeder had moeten beloven dat ik katholiek werd opgevoed. Dat werd dus studeren in Nijmegen, augustus 1964.

Het eerste nadeel van toen studeren in Nijmegen werd al snel duidelijk: alle studenten moesten (onder het motto “één God, één Kerk, één Corps”) verplicht lid worden van het Nijmeegs Studenten Corps met de bijbehorende ontgroening. Het tweede nadeel was de in mijn ogen ongelooflijke slaafsheid van de (meest Brabantse en Limburgse) studenten die dat allemaal als geslagen honden over hen heen lieten komen.

Na de inschrijving bij de universiteit liep ik naar de sociëteit van het N.S.C. om mij daar ook even in te schrijven, dacht ik. Maar tot mijn verrassing kwam ik geheel onvoorbereid terecht op een tjokvolle zolder van het Corpsgebouw aan de Oranjesingel in Nijmegen waar zielige ouderejaars “Dachautje” aan het spelen waren met eerstejaars die al uren gedwongen werden om staande zonder eten drinken de meest vernederende dingen naar hun hoofd geslingerd te krijgen. 

Mijn vader had nooit wat over zijn kampervaringen willen vertellen maar mijn moeder wel, in haar goedbedoelde pogingen om de boel bij elkaar te houden. Aan de verhalen over volgepakte treinen bestaande uit veewagens heb ik levenslang een grote angst overgehouden voor volle ruimtes en daarom loop ik nog altijd weg uit volgepakte liften en treinen.

De meest fanatieke ontgroener was een Indische Nederlander, zo te horen uit Limburg, die ons toeschreeuwde: "Jullie willen toch lid worden van het Corps?!" Dat was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen. Ik steeg boven mijn verlegen zelf uit en schreeuwde terug: "Ik wil helemaal niet lid worden maar wordt daar toe gedwongen! Wij leven in een vrij land en ik doe niet mee aan dit fascistische spelletje.” 

Met alle macht wilden de ouderejaars mij tegenhouden maar ik opende het zolderraam aan de kant van de drukke Oranjesingel en begon om politiehulp te schreeuwen. Om de overige eerstejaars niet nog verder te verontrusten die al rumoerig werden door mijn opstandig optreden, liet men mij schijnbaar gaan. 

Schijnbaar, want volgens goed katholiek gebruik werd ik op weg naar buiten aan alle kanten benaderd om mij weer in het gareel te krijgen. Dat maakte mij alleen maar nog opstandiger. Ik dreigde naar het toen nog bestaande Nijmeegse Vrije Volk te lopen. In een laatste poging om deze rel te sussen, werd ik uitgenodigd bij de praeses die tot mijn verrassing uit West-Friesland bleek te komen. Hij had het over  “de achterlijkheid van Brabanders en Limburgers” en vanzelfsprekend hoefde ik aan de ontgroening niet meer mee te doen en werd ik toch lid gemaakt van het Corps “want dat was nu eenmaal verplicht.” 

Binnen de kortste keren werd ik dankzij de net begonnen studentenvakbond SVB lid van de Nijmeegse studentengrondraad en kwam er (ondanks de tegenwerking van de nieuwe N.S.C. praeses en latere werkgeversvoorzitter Jacques Schraven) een einde aan deze verplichting. Dankzij mijn voorganger als SVB-fractievoorzitter (de latere uitgever en schrijver Wilfried Uitterhoeve) was mijn deelname aan de grondraad een goed lesje in het omgaan  met de macht van kerk en politiek.

Nijmegen maakte revolutionaire tijden mee en het viel mij als sociologiestudent met historische belangstelling op dat bijna niemand het belang van goede archivering inzag waardoor vrijwel alle stukken in prullenmanden verdwenen. Dat werd een andere goede les: documenten toegankelijk bewaren voor latere onderzoekers. Ook leerde ik een medestudent kennen die correspondent was voor de NRC en zo kwam het dat ik mijn loopbaan als schrijver begon met een krantenberichtje over de toen al omstreden katholieke identiteit van de Nijmeegse universiteit.

Gelukkig was ik niet de enige dwarsligger in Nijmegen.  Zo werd ik lid van Bazarov, een onafhankelijke studentendispuut, waar ik de latere vrijdenkersvoorzitter Anton van Hooff leerde kennen.  En ik werd ook lid van de socialistische studentenvereniging Politeia, waardoor ik de latere topambtenaar Henk Molleman ontmoette. Een en ander leidde er wel toe dat ik regelmatig door medestudenten op straat werd uitgescholden voor "vuile rotcommunist" omdat de politieke verschillen ter linkerzijde kennelijk nog niet tot hen waren doorgedrongen. De inmiddels opkomende Nijmeegse communistische studenten (die de godsdienst hadden ingewisseld voor andere dogma's) vonden mij op hun beurt weer rechts omdat ik lid was geworden van "de klassenvijand" PvdA als tegenwicht tegen de polariserende politieke verhoudingen in Nijmegen.



Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten haal ik niet steeds als citaat aan. Voor wie mij wil gaan citeren: er zijn kleine redactionele verschillen tussen blog en boek.


Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.

zaterdag 1 oktober 2016

163. Taalstrijd en humanisme in België

Eind november 2016 verschijnt bij uitgeverij de Papieren Tijger in Breda mijn boek met levensherinneringen, getiteld: Humanisme als zelfbeschikking. Omdat mijn blog veel in België gelezen wordt, plaats ik nu een voorpublicatie uit mijn boek die over België gaat.

Taalstrijd en humanisme in België
Als beginnend voorzitter van de IHEU wilde ik in 1986 kennismaken met de twee min of meer humanistische universiteiten in Brussel. De Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel en de Franstalige Université libre de Bruxelles. Omdat ze beide op dezelfde campus liggen, dacht ik snel van de eerste naar de tweede afspraak te kunnen wandelen. Maar toen bleek dat de twee universiteiten gescheiden werden door een bijna onneembare dijk waar ik me met moeite door het struikgewas kon worstelen. Een dijk als taalgrens: dat was ik nog niet eerder tegengekomen! Geen Berlijnse muur maar een Brusselse dijk. Een merkwaardige ontmoeting in het België van een helaas eeuwenoude taalstrijd.

Omdat Brussel officieel een tweetalige stad is, kwam ik (in het Frans) bij de ULB met het voorstel dat ik Nederlands zou spreken en de gastheren Frans. Maar dat mocht niet: Nederlands spreken was er verboden. Ik moest toen denken aan de (Franstalige) lezingen die ik in Frankrijk had gegeven. Die begon ik met het grapje dat ik mij verontschuldigde voor mijn onvolmaakte Frans maar dat ik aannam dat mijn Frans beter was dan hun Nederlands. Dat werd steevast als een erge belediging opgevat: de gedachte dat Fransen een minderwaardig taaltje als het Nederlands zouden willen leren was onverdraaglijk! Ik neem al jaren deel aan een Europese humanistische discussiegroep op internet. Daar maakte ik eens de fout om een Nederlandstalig bericht aan een Vlaming naar het hele netwerk te sturen. De haat tegen het Nederlands spatte af van de berichten van enkele Fransen die zich kennelijk persoonlijk beledigd voelden dat zij dit achterlijke taaltje ('patois') te lezen kregen. Voor de verschillen tussen de Vlaamse taalstrijd en de Friese taalvrede verwijs ik naar mijn Tresoar-lezing Identiteit als keuze.

In de jaren dat ik actief was in de Nederlandse en in de internationale humanistische beweging ben ik vele malen door geestverwanten uitgenodigd om lezingen te geven in Vlaanderen, enkele malen in Frankrijk maar nimmer in Franstalig België. Ik heb wel goede herinneringen overgehouden aan de keren dat ik (Nederlandstalige) gastcolleges gaf aan studenten Neerlandistiek in Franstalig België. In de afgelopen eeuwen zijn veel Vlamingen om economische redenen naar Franstalig België verhuisd waar men heel veel Vlaamse achternamen aantreft. Friezen die om diezelfde redenen uit Friesland zijn vertrokken, zijn nog altijd trots op hun afstamming. Lees mijn blogbericht over  It wrede paradys. Ik heb nog nooit een Franstalige Belg ontmoet die trots was op zijn Vlaamse afkomst. En de vele werkeloze Franstalige Belgen zijn meestal niet bereid om werk te zoeken in Vlaanderen waar het economisch veel beter gaat. 

HVV & CAL
In Vlaanderen werd in 1951 naar Nederlands voorbeeld een eigen Humanistisch Verbond opgericht. Dat is inmiddels opgegaan in de Humanistisch Vrijzinnige Vereniging. In Vlaanderen heb ik zowel met de bestuurders als met de medewerkers vriendschappelijke betrekkingen onderhouden. In Franstalig België werd in 1969 naar Frans voorbeeld een Centre d'action laïque opgericht. Maar toch is er een belangrijk verschil. In Frankrijk staat de volstrekte scheiding van kerk en staat centraal: het neutralisme. In geheel België wordt net als in Nederland uitgegaan van een pluralistische benadering: een gelijke behandeling en ondersteuning van zowel godsdienst als levensbeschouwing. Ook is er in België net als in Nederland aandacht voor het bieden van een ongodsdienstig alternatief voor de kerken in de vorm van (wat in Nederland genoemd wordt) het humanistisch vormingsonderwijs en de humanistische geestelijke verzorging. Het begrip humanisme is in Franstalig België helaas gekaapt door de Franstalige christen-democraten waardoor net als in Frankrijk (anders dan in de rest van Europa) verwarring omtrent de humanistische identiteit bestaat onder Franstaligen.

EHF/FHE
In 1991 was ik in Praag een van de oprichters van de Europese Humanistische Federatie EHF/FHE, waarvan ik van 1991 tot 1999 vicevoorzitter was. Daar was aanvankelijk verzet tegen vanuit Engelstalige bestuurders van IHEU-lidorganisaties. Zij leden aan een kwaal die ik vaker in humanistische kringen ben tegengekomen: een uiterst dogmatisch opgevat internationalisme dat niet te verenigen zou zijn met iedere vorm van regionalisme, zoals bijvoorbeeld de open Fryske mienskip. Het begrip gelijkheid wordt in die kringen opgevat als gelijkvormigheid. In een ideale wereld zou er naar hun mening maar plaats zijn voor één staat en één taal, in hun geval het Engels.

Naar mijn mening houdt de humanistische opvatting van gelijkheid geen gelijkvormigheid in maar gelijkwaardigheid. Geen eenvormigheid maar veelvormigheid. Geen eentaligheid maar veeltaligheid. Geen dictatuur van een meerderheid maar zelfbeschikking voor individuen en zelfgekozen zelforganisatievormen van minderheden. Gelukkig kon ik als IHEU-voorzitter de tegenstanders er van overtuigen dat het voor de humanistische belangenbehartiging noodzakelijk was om in Brussel een humanistische Europese organisatie te vestigen. Die is er gekomen op de Franstalige campus van de ULB. Ik heb toen wel bedongen dat er voldoende Engelskundige medewerkers en vrijwilligers zouden komen om te voorkomen dat de EHF/FHE een uitsluitend Franstalige organisatie zou worden. Dit is naar tevredenheid geregeld zoals onder andere blijkt uit de website humanistfederation.eu. Ook mijn verlangen dat niet alleen de Franse neutralistische maar ook de Nederlands/Belgische pluriforme benadering naar voren gebracht zou worden, werd aanvaard. Inmiddels hangt het merendeel van de Europese humanistische lidorganisaties de pluralistische benadering aan. Ik was van 1994 tot 1999 voorzitter van de European Humanist Professionals waaraan humanistische onderwijsgevenden en geestelijke verzorgers uit meerdere Europese landen deelnemen.

De taakverdeling tussen de IHEU en de EHF/FHE was lange tijd een bron van spanningen omdat vooral de Amerikaanse humanistische pionier Paul Kurtz in Europa initiatieven ontwikkelde, zoals in Rusland, Spanje en Griekenland. Dat zagen sommige lidorganisaties van de EHF/FHE als een Amerikaanse inmenging in Europese aangelegenheden. Ik kon hen uiteindelijk geruststellen dat, mochten daar humanistische organisaties ontstaan, zij ongetwijfeld lid van de EHF/FHE zouden worden. Hetgeen geschiedde. Ook bleef ik de vertegenwoordiging van de IHEU bij de Raad van Europa mede bemensen omdat een aanvrage vanuit de EHF/FHE om die over te nemen niet bij voorbaat zeker was. Maar dankzij veel polderen werden de meeste plooien glad gestreken.

De EHF/FHE heeft veel bereikt om de gelijke behandeling van humanisten in de Europese Unie te bewerkstelligen. Vooral de Franse voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors stond daar tijdens zijn voorzitterschap van 1985 tot 1995 voor open. De EHF/FHE heeft in de begintijd veel gehad aan de Franstalige, Nederlandskundige, Brusselaar Claude Wachtelaer, met wie ik nauw samenwerkte. Hij leidde vanuit de EHF/FHE een door de EU gesteund project om de contacten tussen de vele godsdienstige en levensbeschouwelijke organisaties in Europa te verbeteren. Zo heeft de Belgische ervaring om om te gaan met taal- en cultuurverschillen op de grens tussen Noord- en Zuid-Europa ook de humanistische beweging in Europa helpen versterken. De bovengenoemde Brusselse dijk werd alsnog een culturele brug!





Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind november 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten zal ik niet steeds als citaat aanhalen.

Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.

zaterdag 24 september 2016

162. Homovoorlichting op school moet beter

Begin september 2016 stuurde minister Bussemaker een onderzoeksrapport van de Onderwijsinspectie over homovoorlichting op school naar de Tweede Kamer. Uit dat onderzoek blijkt dat docenten die voorlichting belangrijk vinden maar dat de kwaliteit ervan nog veel te wensen overlaat. Volgens het onderzoeksrapport komt homoseksualiteit slechts "incidenteel" aan de orde, is het "weinig doelgericht",  "niet verankerd in het curriculum" en nauwelijks onderzocht op de effecten. Kortom: het moet beter. In de tweede helft van november 2016 verschijnt mijn boek met levensherinneringen. Hieronder een voorpublicatie daaruit over het belang van homovoorlichting op school.

Voorpublicatie uit mijn boek met levensherinneringen
In de afgelopen 25 jaar ben ik in het onderwijs veel misverstanden tegengekomen. Ten onrechte denken veel onderwijsgevenden dat de "homo/lesbische emancipatie voltooid" zou zijn, dat er op hun school "geen problemen rond homoseksualiteit" zouden zijn, dat het scheldwoord "homo!" geen schade aanricht, dat voorlichting over homoseksualiteit "iets voor homo/lesbische docenten" zou zijn, dat "ouders niet zouden willen dat er op school over homoseksualiteit gesproken zou worden", dat "pesten niets met homoseksualiteit te maken zou hebben" en dat "het pesten van homo/lesbische leerlingen hen alleen maar sterker zou maken". Dat is allemaal levensgevaarlijk onjuist. En inhoudelijk weten veel docenten geen goed antwoord te geven als homovijandige leerlingen, ouders en collega's met de onderstaande feitelijke onjuistheden komen aanzetten.

1. "Homoseksualiteit is zondig."
Zoals ik eerder heb aangetoond, worden homoseksuelen niet veroordeeld in bijbel en koran. In de tijd dat die boeken geschreven werden, ging men er van uit dat iedereen heteroseksueel was. Men had er geen idee van dat ongeveer een tiende van de mensen homoseksueel was en is. Wat men niet kende, kon niet veroordeeld worden, zoals televisie kijken of auto rijden door vrouwen. Hooguit kan men in die teksten een veroordeling lezen van homoseksueel gedrag door heteroseksuelen. Bovendien staat er heel veel in die boeken dat veroordeeld wordt waar de meeste gelovigen zich niet aan houden. En tenslotte heeft niemand en geen overheid het recht om andersdenkenden de wet voor te schrijven zolang zij geen mensenrechten schenden.

2. "Homoseksualiteit is een ziekte."
De Wereldgezondheidsorganisatie WHO van de Verenigde Naties heeft op 17 mei 1990 verklaard dat homoseksualiteit geen ziekte is. Het is een biologische variant zoals er vele zijn. Denk bijvoorbeeld aan roodharigheid, linkshandigheid, taalvaardigheid, lenigheid, muzikaliteit en intelligentie. Zoals ik eerder schreef: "Niet homoseksualiteit is een probleem maar de maatschappelijke veroordeling er van". Die veroordeling en vervolging worden vaak veroorzaakt door onkunde. En door het zoeken van zondebokken om leden van minderheden de schuld te geven van problemen waarmee mensen en maatschappijen worstelen. In sommige landen staat er zelfs de doodstraf op. Als men echt zou denken dat het een ziekte was waarom hebben homo's en lesbo's in al die homovijandige landen geen recht op een uitkering uit de ziektewet? En sinds wanneer moeten zieken de gevangenis in?

3. "Homoseksualiteit is te genezen."
Ondanks alle vergeefse pogingen ertoe blijkt dat homoseksualiteit niet te 'genezen' is. Dat is bovendien in strijd met het mensenrecht om zelf zin en vorm te geven aan het eigen leven zolang men de mensenrechten van anderen niet aantast. Veel van die zogenaamde 'genezers' blijken zelf homo's te zijn die hun eigen seksuele voorkeuren onderdrukken door ze in anderen te bestrijden. Zij richten daardoor grote psychische schade aan en vormen een gevaar voor de geestelijke volksgezondheid.

4. "Homoseksualiteit is tegennatuurlijk."
Zoals ik beschrijf in mijn blogbericht over mijn eerste vriendje en ik hadden wij het grote geluk om onze eigen seksualiteit te kunnen verkennen zonder de maatschappelijke veroordeling te ondergaan. Daardoor werd ik mij bewust dat mijn homoseksualiteit voor mij net zo natuurlijk was als heteroseksualiteit voor heteroseksuelen. Het sprookje dat het tegennatuurlijk zou zijn omdat homoseksualiteit bij dieren niet zou voorkomen, is inmiddels weerlegd want het blijkt overal in het dierenrijk voor te komen. Dit zegt dus meer over de vooroordelen van vroegere wetenschappers dan over de werkelijkheid. Bovendien: godsdienst komt niet bij dieren voor. Is dat dan ook een reden om het maar te vervolgen omdat het 'tegennatuurlijk' zou zijn? Zijn televisies, auto's en vliegtuigen natuurlijk? We noemen veel dingen 'natuurlijk' die het niet zijn maar die we 'gewoon', 'gangbaar' of 'vanzelfsprekend' zouden moeten noemen.
 
5. "Homoseksualiteit is een keuze." 
Uit de voorgaande punten volgt dat homoseksualiteit geen keuze is. Geloven is dat wel. Toch is dat geen reden om godsdienst te verbieden. Waarom zou dat verbod dan wel voor homoseksualiteit gelden? Waarom zou je volgens sommige gelovigen wel homo mogen zijn maar er geen uiting aan mogen geven? Wat zouden die gelovigen er van vinden als zij wel mogen geloven maar er geen uiting aan mogen geven? Liefde is het mooiste wat mensen kunnen meemaken. Hoe liefdeloos is een godsdienst als je de liefde zelf verbiedt?

Het onderwijs heeft een belangrijke rol te vervullen om discriminatie tegen te gaan. Dat is in ieders belang. En in het belang van de samenleving als geheel. Daarom is het goed dat homovoorlichting op alle scholen verplicht is geworden. Niet alleen om te voorkomen dat homo/lesbische/biseksuele jongeren een einde aan hun leven gaan maken. Maar ook omdat een maatschappij vol homohaat voor iedereen mensonwaardig is. Vandaag kunnen homo's de zondebokken zijn en morgen kan iedere andere groep geslachtofferd worden. Kijk maar naar de ellende die sommige linkshandigen vroeger in het onderwijs hebben meegemaakt omdat ze gedwongen werden rechtshandig te schrijven. Om nog maar te zwijgen van alle slachtoffers van de godsdienstwaanzin die vele landen teistert.

Dankzij het besluit op 17 mei 1990 van de WHO om homoseksualiteit te schrappen op de lijst van ziekten is 17 mei de internationale dag tegen homohaat geworden. Niemand in Nederland dwingt de basisscholen om aandacht aan die dag te besteden. Maar het feit dat "homo!" het meest gangbare scheldwoord op Nederlandse scholen is geworden, toont wel aan dat teveel mensen nog niet beseffen dat alle scholen voor iedereen veilig moeten zijn!

Zie ook: Paarse vrijdag 2018: scholen & homoseksualiteit


Naschrift: op 11 april 2017 besluit de Tweede Kamer dat scholen die geen voorlichting geven over homoseksualiteit bestraft moeten worden. Op 19 april 2018 wordt bekend dat LHBTI-acceptatiebevordering ook verplicht wordt in het middelbaar beroepsonderwijs. Op 9 oktober 2019 wordt in Trouw uit onderzoek van Rutgers onder leerlingen bekend dat zij informatie over homoseksualiteit missen: "Ja, homoseksualiteit bestaat wel, maar we praten er niet echt over".
Op 10 januari 2020 maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend dat uit onderzoek van het CBS blijkt dat homo- en biseksuele jongeren tussen de 12 en 25 jaar ruim tweemaal zo vaak (11,4%) online gepest worden dan heteroseksuele jongeren (5%).


Naschrift:
Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.


Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind november 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten zal ik niet steeds als citaat aanhalen.