Op 28 juni 1969 begonnen in New York de Stonewall-rellen. Voor het eerst in de Verenigde Staten verzetten homo/lesbische Amerikanen zich tegen het homovijandig optreden van de politie die razzia's hield in homo/lesbische bars. Het leidde tot grote demonstraties met vele duizenden deelnemers. Vrij algemeen worden deze demonstraties gezien als het begin van de moderne homo/lesbische beweging. Wereldwijd vinden steeds meer Gay Pride Parades plaats naar het voorbeeld van New York. Toch vond de eerste homo/lesbische demonstratie in Nederland eerder plaats: op 21 januari 1969 op het Binnenhof in Den Haag.
Eerste homo/lesbische demonstratie
In mijn boek Homoseksualiteit in Nederland, studie van een emancipatieweging beschrijf ik de achtergronden. Diezelfde dag bespreekt de Tweede Kamer de mogelijke afschaffing van het discriminerende artikel 248-bis waarover ik hiervoor schreef.
Belangrijke bezwaren van de demonstranten zijn blijkens een persconferentie: artikel 248-bis is "discriminerend", "een bron van mogelijke chantage", een belemmering voor "een geëigende pedagogische en seksueel-vormende opvang", en een aantasting "van de intieme persoonlijke levenssfeer die juist minderjarigen zo nodig hebben om te komen tot zelfkennis, zelfaanvaarding en volwassenwording". Hier staat dus het belang van de homo/lesbische jongeren centraal.
Bij een vergelijking tussen de Amerikaanse en de Nederlandse demonstraties valt een aantal dingen op. De rellen in New York waren rond een bar, chaotisch, soms gewelddadig en met een opvallende rol voor travestieten. De vredige demonstratie in Den Haag was goed georganiseerd, sloot aan op een lange lobby onder politieke partijen, vond plaats op een politiek strategisch moment, was inhoudelijk goed onderbouwd met een nadruk op de schadelijke werking voor homo/lesbische jongeren die de demonstratie hielden. Kortom: een voorbeeld van het poldermodel gekenmerkt door zelforganisatie en het zoeken naar bondgenoten en sleutelfiguren. Het is dus geen wonder dat in 1971 artikel 248-bis werd afgeschaft en dat Nederland wereldwijd voorop liep bij het bereiken van homo/lesbische gelijkberechtiging. Ik ben blij dat ik als toenmalig voorzitter van de Utrechtse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit heb kunnen bijdragen aan deze historische gebeurtenis.
Marcel van Dam
Mijn tweede ervaring met homo/lesbische politiek was een aanvaring die ik in 1974 had met Marcel van Dam (1938-) als staatssecretaris van Volkshuisvesting in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Ik zat namens het COC bij een breed overleg met belangengroepen die wilden dat er meer woningen kwamen voor alleenstaanden. Hij begon met zich af te vragen wat ik bij dat overleg deed. Ik legde uit dat juist homo's en lesbo's een groot belang hadden bij woningen voor alleenstaanden omdat zij in die tijd nog vaak gedwongen werden te blijven wonen bij hun vaak homovijandige ouders. Waarop zijn antwoord was dat homo's toch gelijk behandeld wilden worden en dan was het volgens hem daarmee in strijd dat zij zich afzonderden in een eigen organisatie. Ik noemde de vrouwenbeweging die bewees dat zelforganisatie voor achtergestelden een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor gelijkberechtiging was en is. Hij was niet overtuigd en bleef vinden dat het COC zich op moest heffen. En dat in 1974 toen er nog vrijwel geen gelijke behandeling bestond!
Artikel 1 van de Grondwet
Als voorzitter van het Humanistisch Verbond was ik betrokken bij de herziening van de Grondwet van 1983. Dat ging voor het HV toen vooral over de gelijke behandeling van godsdienst en levensovertuiging in artikel 1. Daarover schrijf ik elders meer in mijn memoires. Omdat ik toch aan het lobbyen was, nam ik meteen de gelijke behandeling van homoseksuelen mee.
Ik schrijf daarover in de Humanistische Canon: "Tenslotte is het einde van Artikel 1 belangrijk: de
werking beperkt zich niet tot de genoemde kenmerken maar geldt voor
welke grond dan ook. Deze zinsnede is opgenomen omdat niet-confessionele
partijen ook homo- en heteroseksualiteit wilden noemen en christelijke
partijen dat weigerden. Het gevaar ontstond dat de weglating van deze
vorm van discriminatie uitstraalt dat homodiscriminatie meer geoorloofd
zou zijn. Door de gekozen toevoeging is voorkomen dat het
discriminatieverbod ongewild bepaalde vormen van discriminatie zou gaan
bevorderen. Nu valt bijvoorbeeld ook leeftijdsdiscriminatie en
discriminatie van mensen met een beperking onder de werking van Artikel
1. Ondanks de toevoeging 'op welke grond dan ook', pleit het
Humanistisch Verbond actief voor het benoemen van homoseksualiteit." Terecht streeft het COC daar ook naar.
Wet Gelijke Behandeling
Ook bij het tot stand komen van de Algemene wet gelijke behandeling van 1994 was ik betrokken, eerst als algemeen secretaris van het COC van 1971 tot 1975 en later als algemeen voorzitter van het HV van 1977 tot 1987. Een klein deel van de vrouwenbeweging vond de koppeling van vrouwen- aan homo/lesbische discriminatie nadelig omdat daardoor de invoering van de wet vertraagd werd. Ik herinner mij nog een discussie waarin ik door sommige vrouwen verweten werd "over de ruggen van vrouwen homorechten binnen te halen". De invloed van lesbische en solidaire heterovrouwen in de vrouwenbeweging was gelukkig groot genoeg om te voorkomen dat vrouwen- en homobeweging tegen elkaar werden uitgespeeld. Vooral bij kerken en christelijke partijen wilde men homo's en lesbo's kunnen blijven discrimineren op godsdienstige gronden.
Juridisch gezien is veel homo/lesbische discriminatie een vorm van discriminatie op grond van geslacht. Men staat aan een vrouw wel toe om een relatie met een man te hebben of te willen, maar met een vrouw niet. Ook sociaalhistorisch gezien, hangen vrouwen- en homo/lesbische emancipatie nauw samen. Dat geldt ook voor het godsdienstig verzet tegen gelijke behandeling. Daarom hebben het grootste deel van de vrouwenbeweging, de hele homo/lesbische beweging en de humanistische beweging decennialang nauw samengewerkt om tot een algemene wet gelijke behandeling te komen. Ik ben blij daaraan mijn steentje te hebben kunnen bijdragen vanuit zowel de homo- als de humanistische beweging.
Openstelling huwelijk
Dezelfde overwegingen speelden een rol bij het streven naar de openstelling van het huwelijk. Hier is de zelfde redenering van toepassing. Als je alleen een partner van het andere geslacht mag trouwen en niet van hetzelfde geslacht, dan is dat een vorm van discriminatie op grond van geslacht. Het feit dat het COC helaas lange tijd tegen de openstelling van het huwelijk was, heeft mij er niet van weerhouden om juist vanuit mijn rol in de humanistische beweging er vóór te zijn.
Allereerst was het noodzakelijk om een Nederlandse regering tot stand
te brengen zonder de toen homovijandige christelijke partijen. Als
voorzitter van het Humanistisch Verbond heb ik mij daar langdurig voor ingezet. De vijandschap tussen de twee grootste seculiere partijen, de PvdA en de VVD, was jarenlang te groot. In 1994 kwam eindelijk het eerste seculiere kabinet Paars I van PvdA, VVD en D66 tot stand. Ook toen moesten nog de nodige juridische en politieke hobbels opgeruimd worden.
Tijdens de kabinetsformatie van Paars II begin zomer 1998 was het eindelijk zover. Met dank aan D66 onderhandelaar Boris Dittrich
werd er overeenstemming bereikt over de openstelling van het huwelijk
voor paren van gelijk geslacht. Dit lekte uit op een vroege zomeravond
en het NOS Journaal wilde daar om tien uur aandacht aan besteden. Zij belden na negenen op naar Henk Krol
in Eindhoven om zo snel als mogelijk naar Hilversum te komen maar daar
was de tijd te kort voor. Hij stelde de NOS voor om mij te benaderen in
de terechte veronderstelling dat ik dichter bij Hilversum zou zijn.
Het
is bijna niet meer voor te stellen maar dit speelde zich af in de tijd
dat nog niet iedereen over een mobieltje beschikte. Mijn vriend Herman
was gelukkig thuis in Vianen en hij wist dat ik met het bestuur van het
humanistisch vormingsonderwijs vergaderde in een hotel in Utrecht. De
receptionist van het hotel had mij daar binnen zien komen en toen de NOS
belde kon hij mij meteen naar de telefoon halen. Ik stapte onmiddellijk
in mijn auto en was net op tijd in de studio in Hilversum.
Er
was geen tijd voor vooroverleg en ik werd overvallen door de kritische
vraag waarom het homo/lesbisch ouderschap nog niet geregeld was. In
minder dan een seconde overwoog ik dat het een strategische blunder zou
zijn om deze stap vooruit nu te ondergraven door kritiek te geven op het
bereikte resultaat. Uit onderzoek was al gebleken dat Nederland in
meerderheid voor gelijkberechtiging van volwassen paren was maar
verdeeld was over homo/lesbisch ouderschap. Daarom zei ik dat
ouderschapswetgeving iets anders was dan huwelijkswetgeving en dat ik
heel blij was dat dit mensenrecht om te kunnen trouwen nu werkelijkheid
zou worden.
Landelijke Werkgroep Politiek
Vanaf het begin ben ik lid geweest van de Landelijke Werkgroep Politiek van het COC. Anders dan Marcel van Dam dacht in 1974 is er nog altijd veel te doen om in Nederland gelijke behandeling tot stand te brengen. En dat geldt nog veel meer voor de wereldwijde bestrijding van homovervolging. Daarover meer in mijn volgende blogbericht over mijn rol in de internationale homo/lesbische beweging.
Naschrift: Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.
Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten zal ik niet steeds als citaat aanhalen. Dat doe ik wel met het aanhalen van mijn eigen teksten die elders zijn verschenen, met bronvermelding.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten